Een binnenklimaat is 'goed' als niet meer dan 5 tot 10 procent van de medewerkers het klimaat 'onbehaaglijk' vindt.
Deze 'behaaglijkheid' wordt beïnvloed door de luchttemperatuur, stralingstemperatuur, luchtvochtigheid, luchtsnelheid (tocht), aard van de werkzaamheden en kleding die gedragen wordt. Met behulp van de NEN-EN-ISO 7730 is eventueel te berekenen wat het te verwachten percentage medewerkers is dat het klimaat te warm of te koud vindt.
Binnenklimaatproblemen in kaart
Om problemen met het binnenklimaat nader in kaart te brengen kunnen deze vragen behulpzaam zijn:
Wat zijn de aard en inhoud van de klachten van medewerkers? Zijn deze te herleiden tot specifieke afdelingen in het gebouw of tot specifieke momenten?
Geven verzuimcijfers indicaties van problemen?
Worden voorzieningen (verwarmingsinstallatie, ventilatiesystemen, bevochtigingsinstallaties) regelmatig en afdoende onderhouden en voldoende schoon gehouden? Worden filters voldoende vervangen?
Doen zich problemen voor op werkplekken die extra aandacht behoeven (zoals balies/recepties, magazijnen en doorgangsruimtes vanwege tocht of sterke temperatuurwisselingen, keukens/kantines en reproruimten vanwege warmte en vocht)?
Hoe is het gesteld met de gebouwaspecten zoals de isolatie, zonwering?
Wordt het gebouw voldoende schoongemaakt?
Veroorzaken planten, vloerbedekking, plafondplaten of bekledingsstoffen een stofprobleem?
Werkt het ventilatiesysteem goed? Waar ruikt het muf?
Zijn er verontreinigde processen in het gebouw die de luchtkwaliteit beïnvloeden, zoals een huisdrukkerij of keuken?
Zo nodig kan vervolgens een deskundige worden ingeschakeld voor (CO2-)metingen en advies.
Voorbeelden van bouw- en inrichtingstechnische maatregelen om tot een goed binnenklimaat op kantoren te komen
Aandacht voor klimaatbeheersing bij bouw en (her)inrichting. Zoals het aanbrengen van de juiste verwarmings-, koelings- en ventilatie-installaties en voorzieningen als zonwering. Maar ook de bouwkundige aspecten als de isolatiewaarden van gevels en glas en het vermogen van het gebouw om warmte overdag op te nemen en 's nachts af kunnen laten koelen.
Beperking van de warmteproductie in het gebouw door energiezuinige apparatuur als verlichting en beeldschermen te gebruiken;
Plaatsing van apparaten die hinderlijke stoffen produceren, buiten de werkruimten, zoals printers;
Gebruik van materialen die goed schoongehouden kunnen worden;
Regelmatig periodiek onderhoud, reiniging en tijdige vervanging/reparatie van installaties voor klimaatbeheersing;
Zoveel mogelijk individuele instelbaarheid van het klimaat door medewerkers om zo tegemoet te kunnen komen aan individuele verschillen. Denk aan zelf in te stellen thermostaten, radiatoren en zonwering, het open en dicht kunnen doen van ramen, regelen van de ventilatie en dergelijke.
Voorbeelden van organisatorische en gedragsmaatregelen
Medewerkers voorlichting geven over de mogelijkheden die zij zelf hebben om het klimaat te beïnvloeden;
Afspreken wie de zonwering 's avonds en in de weekenden bedient;
Zorgvuldig plaatsen van de werkplekken ten opzichte van de gevel (koudeval!), radiatoren en inblaasopeningen van de ventilatie.
Vuistregels voor enkele aspecten van het binnenklimaat
FLOW in je inbox
Meld je aan en ontvang FLOW-nieuws direct in je inbox
Dankjewel voor het inschrijven
Cookiemelding
Onze website maakt gebruik van cookies. Door gebruik te maken van onze website accepteer je ons cookiebeleid.